Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want zo zegt de HEERE, de God Israels, van de huizen dezer [5]stad, en van de huizen der koningen van Juda, die door de [6]wallen en door het zwaard zijn afgebroken: 5. Niettegenstaande [wil de Heere zeggen] dat de staat dezer stad en harer inwoners zo ellendig zal zijn, dat zij buiten alle menselijke mogelijkheid van herstelling zal wezen, nochtans zal Ik haar herstellen gelijk volgt vs.6. 6. Dat is, die haast en zekerlijk zullen afgebroken worden, als de Chaldeen van hun opgeworpen wallen of bolwerken door krijgsmiddelen en gewapenderhand [vergelijk Ezech.26:9], de stad zullen hebben ingenomen. Vergelijk boven hfdst.32 vs.24. Anders: tot de wallen en tot het zwaard; dat is, de huizen die afgebroken zijn, om bolwerken daarvan tegen den vijand te maken en tegenweer daaruit te doen.